Verdoven bij het bekappen

Noodoplossing of hulpmiddel?

Je kent het misschien: een paard dat weigert een been te geven, begint te trappen, of helemaal dichtklapt zodra de hoefsmid/bekapper haar gereedschap pakt. De spanning loopt op – voor het paard, de eigenaar én de bekapper. Soms is de enige veilige uitweg: verdoving. Maar is dat dan falen? Of gewoon verstandig?

In deze blog lees je waarom verdoving tijdens het bekappen soms nodig is, wat de opties zijn, onder welke voorwaarden het verantwoord is, en waarom het uiteindelijk geen vervanging is voor training.

Wanneer verdoven?

Verdoving tijdens het bekappen is nooit een standaardoplossing. Het is een keuze die je zorgvuldig afweegt, meestal als tijdelijke maatregel bij:

  • Pijnklachten, zoals hoefbevangenheid, artrose of een hoefzweer.

  • Traumatisch gedrag door negatieve ervaringen in het verleden.

  • Gevaarlijk gedrag dat de smid of het paard zelf in gevaar brengt.

  • Medisch noodzakelijke ingrepen waarbij bekappen pijnlijk zou zijn.

Verdoving maakt het dan mogelijk om het werk tóch uit te voeren, zonder stress of letsel.

Wat voor verdoving is er mogelijk?

1. Sedatie (kalmerende middelen)

Toediening: via injectie (in de spier of ader) door een dierenarts
Werking: kalmeert het paard, vermindert angst en maakt het lichaam slapper
Voorbeelden: Dormosedan, Domidine, Sedivet, Detomidine (soms gecombineerd met ACP)

Toepassing:

  • Bij angstige of snel gespannen paarden

  • Bij trauma of verzet zonder directe pijn

  • Als tijdelijke tussenoplossing tijdens training of gewenning

  • Voor paarden die ‘bevriezen’ of overreageren op aanraking of geluiden

Voordelen:

  • Werkt snel (binnen 10–15 minuten), duurt meestal 30–60 minuten

  • Paard blijft meestal staan, maar is duidelijk minder alert en gespannen

  • Spieren ontspannen, benen geven gaat makkelijker

Nadelen:

  • Effect verschilt per individu

  • Paard is nadien tijdelijk wankel of slaperig

  • Mag alleen worden toegediend door een dierenarts

  • Niet geschikt als structurele oplossing – gewenning ligt op de loer

2. Lokale verdoving

Toediening: injectie rondom de zenuwen in het onderbeen of bij de hoef
Werking: schakelt tijdelijk het gevoel in een specifiek gebied uit
Voorbeelden: Lidocaïne, Mepivacaïne

Toepassing:

  • Bij pijnlijke aandoeningen zoals abcessen, hoefzweren, hoefbevangenheid

  • Bij medische behandelingen zoals het uitsnijden van rotstraal of een chirurgische bekapping

  • Soms in combinatie met sedatie voor een dubbele werking

Voordelen:

  • Pijn wordt lokaal echt uitgeschakeld

  • Maakt medische handelingen mogelijk zonder onnodig lijden

  • Werkt snel en effectief

Nadelen:

  • Paard voelt geen been – kan onstabiel staan of vallen als het schrikt

  • Mag alleen door een dierenarts worden toegepast

  • Wordt meestal alleen gebruikt bij acute medische situaties, niet bij gedragsproblemen

3. Orale kalmering (ACP/pasta’s)

Toediening: oraal, bijvoorbeeld in de vorm van pasta of tablet
Werking: lichte kalmering en spierverslapping, milder dan injectie
Voorbeelden: ACP (Acepromazine), Dormosedan Gel

Toepassing:

  • Bij milde spanning of lichte angst

  • Soms voorafgaand aan een trainingstraject

  • Voor paarden die sterk reageren op transport, omgeving of nieuwe mensen

Voordelen:

  • Makkelijk toe te dienen (zelfs door eigenaar, indien door dierenarts voorgeschreven)

  • Weinig invasief

  • Geschikt voor lichte ondersteuning

Nadelen:

  • Effect is variabel en moeilijker te doseren

  • Duurt langer voor het werkt (30–60 minuten)

  • Niet krachtig genoeg bij ernstig verzet of pijn

Verdoving mag nooit de makkelijke uitweg worden. De afweging moet altijd zijn: is het écht nodig, en werken we ook aan de onderliggende oorzaak?

Rol van de eigenaar

Als eigenaar ben je onmisbaar in deze keuze. Jij:

  • Zorgt voor een veilige en geschikte omgeving voor het bekappen.

  • Bepaalt in overleg met de hoefsmid/bekapper en/of dierenarts of verdoving nodig is.

  • Regelt de dierenarts als er besloten wordt tot sedatie of lokale verdoving.

  • Observeert je paard: is het angst, pijn of onbegrip?

  • Neemt verantwoordelijkheid voor vervolgtraining, zodat het gebruik van verdoving een tijdelijke tussenstap blijft – geen gewoonte.

Wat doet de dierenarts?

De dierenarts:

  • Beoordeelt of verdoving gerechtvaardigd is op basis van gedrag, gezondheid of pijnklachten.

  • Kiest het juiste middel (licht kalmerend, sedatie of lokale verdoving).

  • Zorgt voor monitoring en veiligheid tijdens het effect van het middel.

  • Bespreekt met de eigenaar en hoefsmid hoe vaak dit verantwoord is, en wat eventuele risico’s zijn.

Samenwerking tussen hoefsmid, eigenaar en dierenarts is cruciaal voor een veilige én dierwaardige aanpak.

En daarna?

Verdoving kan een veilige oplossing zijn om de hoefzorg tóch uit te voeren. Maar het verandert niets aan het onderliggende probleem. Daarom is het belangrijk om na de sessie te evalueren:

  • Wat was de oorzaak van het gedrag of de pijn?

  • Wat kunnen we doen om herhaling te voorkomen?

  • Is aanvullende training, fysiotherapie of medische behandeling nodig?

Verdoving is geen gedragsoplossing. Het creëert rust om aan de echte oplossing te werken.

Samengevat

Verdoven bij het bekappen is geen zwaktebod – het is een afgewogen keuze in lastige situaties. Maar het vraagt om duidelijke afspraken, goede samenwerking, en altijd de bereidheid om ook buiten de verdoving te kijken: wat vertelt je paard je, en wat kun je doen om het de volgende keer anders te laten verlopen?

Want het uiteindelijke doel blijft: een paard dat ontspannen en veilig bekapt kan worden – zónder prik.

Vorige
Vorige

Gevoelig na de bekapping

Volgende
Volgende

Voorjaarsrui = groeitijd voor hoef en haar